Schuldsanering

Je hebt er vast wel eens van gehoord: de schuldsanering. Drie jaar op een houtje bijten en vervolgens kun je met een schone lei verder met het leven. Maar wat houdt de schuldsanering nu precies in?

In het programma ‘Waar doen ze het van?‘ dat sinds kort te zien is op NPO 1, zit een gezin dat dolgraag de schuldsanering in wil. Het klinkt wat tegenstrijdig, want waarom zou je zo’n streng financieel regime in willen?

Zolang je in de schuldsanering (ook wel bekend als de Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen) zit krijg je elke week een klein bedrag om van te leven, de rest van je inkomen gaat naar je schuldeisers. Zo betaal je zoveel mogelijk van je schulden af. Aan het einde van de schuldsanering (doorgaans duurt het traject zo’n drie tot vijf jaar) ben je schuldenvrij, ook al heb je niet je hele schuld afbetaald.

Er is geen minimumbedrag dat je aan schulden moet hebben om toegelaten te kunnen worden tot het traject. De kern is dat het je niet lukt om zelfstandig met de schuldeisers tot een oplossing te komen voor het afbetalen van de schuld.

Bewindvoerder

Als je wordt toegelaten tot de schuldsanering wordt door de rechter een bewindvoerder toegewezen en doorloop je een traject om van je schulden af te komen. Deze bewindvoerder houdt toezicht op je financiën tijdens het traject en controleert bovendien of je je aan de voorwaarden van het traject houdt.

De bewindvoerder beheert je boedelrekening: op deze rekening komen al je inkomsten binnen en de rekening wordt ook gebruikt voor al je betalingen. De bewindvoerder maakt een berekening van het ‘vrij te laten bedrag’ (vtlb). Dit is het bedrag waarvan alle vaste lasten betaald moeten worden. Het resterende deel van je inkomen gaat naar de schuldeisers.

In 2019 werden er 8.155 verzoeken tot toelating tot de schuldsanering gedaan.

Bron: Nibud

De regels van de schuldsanering

Als je in de schuldsanering zit heb je te maken met een heleboel regels.

Je moet bijvoorbeeld informatie over veranderingen in je persoonlijke en financiële situatie delen met je bewindvoerder, enkele voorbeelden hiervan:

  • Veranderingen in je inkomen moet je delen met je bewindvoerder. Deze verandering kan er namelijk voor zorgen dat je makkelijker of moeilijker de schuldaflossing kunt betalen.
  • Verhuizing: een verhuizing kost geld, en dat heb je niet. Daarom kun je niet de maandelijkse lasten van de schuldsanering betalen.
  • Het krijgen van een kind: ook kinderen kosten geld, als je een kind krijgt tijdens de schuldsanering, zal er minder geld overblijven voor de schuldeisers.

Tijdens de schuldsanering moet je bovendien:

  • Solliciteren: je moet actief op zoek naar werk om de schulden mee te kunnen afbetalen. Je dient aan de bewindvoerder te kunnen aantonen dat je gesolliciteerd hebt. Alleen als je arbeidsongeschikt bent vervalt de sollicitatieplicht.
  • Het onderliggende probleem oplossen: veel mensen raken in de schulden door problemen. Bijvoorbeeld door een verslaving of depressie. Tijden de schuldsanering word je geacht te werken aan de oplossing van deze problemen.

Als je in de schuldsanering zit mag je geen:

  • Nieuwe schulden maken
  • Afspraken maken met de schuldeisers buiten de bewindvoerder om.
  • Dingen doen die in het nadeel van de schuldeisers kunnen zijn.

Werken tijdens de schuldsanering

Hoewel veel dingen niet mogen of juist moeten, is er ook een aantal dingen die nog wel mogen als je in de schuldsanering zit.

Zo wordt bijvoorbeeld vaak gedacht dat je niet mag werken, maar dat klopt niet. Sterker nog: als je werkt heb je hoogstwaarschijnlijk een hoger inkomen, en betaal je meer van je schulden af. Werken wordt daarom juist aangemoedigd.

Echter, van de extra verdiensten zie je zelf weinig terug. Extra inkomen moet je melden aan je bewindvoerder en mag je niet zelf uitgeven. Toch heeft werken wel degelijk voordelen: je hebt een dagbesteding, werkt aan je carrière voor na de schuldsanering en het draagt bij aan je gevoel van eigenwaarde. Ook heb je natuurlijk de sollicitatieplicht, en als je al werk hebt, hoef je daar tenminste niks mee te doen.

Je mag ook gewoon een cursus of opleiding volgen, mits deze je geen geld kost.

Postblokkade

Tijdens de eerste 13 maanden van het traject gaat al je post direct naar de bewindvoerder. Hij of zij controleert vervolgens de post, en stuurt indien nodig eenmaal per week de post aan je door.

Doormiddel van de postblokkade kan de bewindvoerder controleren of je geen informatie achterhoudt, en voorkomen dat er nieuwe schulden ontstaan.

Digitale post zoals e-mail of berichten op Mijn Overheid worden niet automatisch onderschept en doorgestuurd naar de bewindvoerder. Je bent zelf verantwoordelijk voor het doorsturen van deze post naar de bewindvoerder.

Welke spullen mag je houden, en welke niet?

Als je tot het traject wordt toegelaten wordt bekeken of je spullen hebt die je niet nodig hebt. De spullen die je niet nodig hebt moet je vervolgens verkopen, zodat er weer een deel van de schuld afgelost kan worden.

Men spreekt van een ‘normale inboedel’ en een ‘bovenmatige inboedel’. De normale inboedel mag je houden, de bovenmatige inboedel dien je te verkopen . Voorbeelden van wat er in een normale inboedel zit zijn bijvoorbeeld meubels, bestek, speelgoed van je kinderen en een computer.

Onder de bovenmatige inboedel valt bijvoorbeeld een auto (als je die niet nodig hebt voor woon-werkverkeer of medische redenen), een vakantiehuis, kunst of dure elektronica.

Delen: